Een aspect van ontstekingsreacties dat met het ontstaan van hoefbevangenheid in verband wordt gebracht zijn trombocyten (bloedplaatjes). Als trombocyten door een ontsteking geactiveerd worden gaan ze zich binden en klonteren. Deze klontering tot microtromboses kan voor verstoppingen in de haarvaten van de hoef zorgen. Trombocyten geven daarbij ook de neurotransmitter serotonine af, die een vasoconstrictieve (vaatvernauwende) werking heeft.
Om microtromboses op te lossen kan een stollingsremmend medicijn voorgeschreven worden. Sommige dierenartsen kiezen hierbij voor aspirine. Dit medicijn heeft een remmend effect op de binding van trombocyten. Het effect is echter van korte duur aangezien aspirine in het paardenlichaam slecht opgenomen en vervolgens snel afgebroken wordt. Als er naast aspirine nog andere NSAIDs worden toegediend daalt de stollingsremmende werking nog verder.
Het is belangrijk je te realiseren dat er niet slechts één soort hoefbevangenheid bestaat. Sinds geruime tijd maken we een duidelijk onderscheid tussen SIRS-gerelateerde, traumatische en endocrinopathische hoefbevangenheid. Deze laatste vorm, die optreedt als gevolg van hormonale problemen (EMS, PPID), is waar ruim 80% van onze hoefbevangen paarden mee te kampen heeft. Activering van trombocyten en de erop volgende vorming van microtromboses vindt bij endocrinopathische hoefbevangenheid niet plaats. Van traumatische hoefbevangenheid is het nog niet bekend of stollingsproblemen een rol spelen. Alleen bij SIRS-gerelateerde hoefbevangenheid zou het gebruik van aspirine als stollingsremmer dus te verdedigen zijn. Daar moet bij opgemerkt worden dat de activering van trombocyten bij deze vorm van hoefbevangenheid een gevolg is van de ontsteking in het lamellenweefsel en geen oorzaak. Het bestrijden van deze ontsteking met een effectievere onstekingsremmer dan aspirine zou dan voldoende moeten zijn. Aspirine heeft namelijk de zwakste ontstekingsremmende werking van alle NSAIDs bij paarden. Ook voor koortsverlaging en pijnstilling zijn er betere medicijnen voorhanden dan aspirine. Recente ontwikkelingen suggereren dat paracetamol ook effectief als pijnstiller toegepast zou kunnen worden. Al is dat weer belastend voor de lever.
Bloeduitstortingen
In het geval van een hoefbeenkanteling of een zinker moet aspirine misschien helemaal niet gebruikt worden. De scherpe rand van het hoefbeen kan de bloedvaten in de zoollederhuid beschadigen. De stollingsremmende werking van aspirine leidt dan mogelijk tot bloeduitstortingen.
Maag-darmkanaalproblemen en niet-selectieve NSAIDs/aspirine
COX is een enzym dat betrokken is bij ontstekingen. Bepaalde NSAIDs kunnen COX remmen. Er zijn twee soorten COX. Dit zijn COX-1 en COX-2. Niet-selectieve NSAIDs en aspirine maken geen onderscheid tussen beide soorten. COX-1 draagt niet alleen bij aan ontstekingen maar is ook van belang voor het normaal functioneren van het maag-darmkanaal. Dit laatste raakt verstoord door de enzymremmende werking van de niet-selectieve NSAIDs. Het bestrijden van ontstekingen beïnvloedt dus onbedoeld de positieve werking van COX-1.