Behandeling en preventie

Enzymremmende medicijnen

In ‘Hoefbevangenheid – begrijpen, genezen, voorkomen’ kun je lezen hoe een verstoring van de balans tussen de eiwit afbrekende enzymen MMP-2 en ADAMTS-4 en hun lichaamseigen enzymremstoffen (TIMPs) in de acute fase kan bijdragen aan het verergeren van hoefbevangenheid. Door het toedienen van synthetische enzymremstoffen kan de activiteit van de MMPs en ADAMTs beperkt worden. Hiermee zou de ziekte in de acute fase flink geremd of zelfs gestopt kunnen worden. Enzymremmende medicijnen die voor dit doel, vooralsnog experimenteel, gebruikt worden zijn Marimastat en Batimastat.

Intraveneuze toediening

Naast dat deze medicijnen bij intraveneuze toediening snel door het lichaam worden afgebroken, blijkt het lastig te zijn deze middelen te bestemder plaatse te krijgen. Dit geldt overigens voor veel medicijnen die hun werk specifiek in het lamellenweefsel moeten uitvoeren. Bovendien kunnen er veel en ernstige bijwerkingen optreden.

Basale  membraan

Tussen de lederhuidlamellen en de hoornlamellen bevindt zich het basale membraan. Dit is een bindweefselvlies dat beide structuren stevig samenhoudt, zoals bij de mens ook de lederhuid en de opperhuid bij elkaar worden gehouden. De lederhuidlamellen bevinden zich aan de dermale zijde van het membraan, de hoornlamellen aan de epidermale zijde.

Ook de basale cellen die verantwoordelijk zijn voor de lamellaire aanhechting vinden we aan de avasculaire (= geen bloedvaten bevattend), epidermale zijde van het basale membraan. Zuurstof, hormonen en voedingsstoffen bereiken deze basaalcellen via diffusie, door het basaalmembraan, vanuit de haarvaten in de lederhuidlamellen. Dit geldt evenzo voor de werkzame stoffen van de hier beschreven enzymremmende medicijnen.

Shunting

De doorbloeding van de haarvaten wordt echter in belangrijke mate beïnvloed door de werking van arterioveneuze anastomosen (shunts) in de hoef. Deze directe verbindingen tussen slagaderen en aderen kunnen zich openen of sluiten, waarmee ze de bloedtoevoer naar de hoef regelen. Dit mechanisme, dat shunting genoemd wordt, maakt dat het moeilijk te voorspellen is óf en in welke mate de werkzame stoffen uit het medicijn de basale cellen zullen bereiken.

Intra-ossale toediening

Het blijkt effectiever om het medicijn, onder plaatselijke verdoving en zenuwblokkade, met een naald direct in het beenmerg van het hoefbeen te spuiten. De bloedtoevoer naar de lederhuidlamellen vindt namelijk voor het grootste deel plaats via bloedvaten die vanuit het hoefbeen komen. Nadeel is dat elk been apart behandeld moet worden.

Regionaal geïsoleerde perfusie

Bij deze procedure wordt de bloedvoorziening van het been tijdelijk met een tourniquet geïsoleerd van de rest van het lichaam. Vervolgens wordt het geneesmiddel, wederom onder plaatselijke verdoving en zenuwblokkade, in de bloedvaten gespoten. Dit circuleert dan enige tijd (ca. 45 minuten) in het onderbeen. Deze behandeling, die ook geïsoleerde ledemaatperfusie genoemd wordt, wordt een paar maal herhaald. Doordat vitale lichaamsdelen niet bereikt worden door het geneesmiddel, kan een relatief hoge dosis gebruikt worden. In het geval van de hier beschreven medicijnen blijkt deze wijze van toediening veel effectiever dan intraveneuze toediening. De kans op bijwerkingen is lager.

Net als bij intra-ossale toediening moet elk been apart behandeld worden. Ook is er kans op complicaties zoals vaatontsteking (vasculitis), ontsteking van het onderhuidse bindweefsel (cellulitis), zwellingen, bloeduitstortingen en zenuw- of weefselschade, doordat het tourniquet te lang wordt omgelaten.

Share

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.