Pijnbeoordeling bij een paard is niet eenvoudig. Het is een open deur intrappen maar paarden kunnen ons niet met taal vertellen óf en hoe sterk zij pijn ervaren. Vroegtijdige onderkenning van subtiele pijnsignalen is daardoor lastig. Maar ook pijnverergering of –vermindering is niet altijd goed vast te stellen. Vooral dit laatste is belangrijk. De mate van pijn geeft een duidelijke indicatie van de ernst van de hoefbevangenheid. De voortgang van het genezingsproces kan dus mede in kaart worden gebracht met behulp van een goed meetinstrument voor pijnbeoordeling.
Meetinstrument
Een dergelijk meetinstrument bewijst zijn nut ook voor het meten van de effectiviteit van pijnmedicatie en therapieën. Hoefbevangen paarden reageren soms minder goed op standaard pijnstillende medicijnen (NSAIDs). Om de werkzaamheid goed te kunnen beoordelen is het van belang nauwkeurig een vermindering van de pijn vast te kunnen stellen. Dit gaat ook op voor toegepaste therapieën. We willen soms zó graag dat het paard herstelt dat we grotere waarde toekennen aan bepaalde therapieën dan dat deze feitelijk verdienen. Door de pijnbeleving van het paard nauwkeurig te meten kunnen we objectiever vaststellen of de gekozen behandeling zo effectief is als we hopen. De behandelaar kan eventueel de frequentie of de intensiteit van de therapie aanpassen.
Een meetinstrument voor pijnbeoordeling moet objectief, nauwkeurig en reproduceerbaar zijn. Deze drie eigenschappen komen tot uiting in de mate waarin degene die de pijnbeoordeling uitvoert dezelfde uitkomst krijgt als hij de beoordeling opnieuw uitvoert (intra-observervariatie) of als iemand anders die uitvoert (interobservervariatie).
Classificatiesystemen
Bij pijnbeoordeling wordt naar zowel klinische als gedragsvariabelen gekeken. Voorbeelden van klinische variabelen zijn polsslag (digitale pols), ademhalingsfrequentie, bloeddruk en kreupelheid. Relevante gedragsvariabelen zijn bijvoorbeeld eetlust, sociaal gedrag (afzonderen) en psychische gesteldheid (apathie). Door deze variabelen systematisch in te delen in categorieën zijn ze beter te vergelijken en is communicatie tussen behandelaars onderling en tussen behandelaars en paardeneigenaren eenvoudiger en eenduidiger.
Schaal van Obel
De meest algemeen aanvaarde en toegepaste methode om kreupelheid en daarmee pijn te classificeren is de schaal van Obel. Dit is een classificatiesysteem met vijf categorieën waarbij de laagste categorie staat voor ‘alle beweging is pijnloos’ en de hoogste voor ‘paard weigert te bewegen’.
Nadelen schaal van Obel
Ondanks zijn populariteit heeft de schaal van Obel enkele nadelen:
- Het is een weinig nauwkeurig systeem. Er zijn slechts vijf categorieën waardoor subtiele pijnverergering of -vermindering onopgemerkt kan blijven.
- Het is een subjectieve beoordeling. Dit blijkt uit onderzoek waarbij naar voren kwam dat de professionele ervaring van de beoordelaar een grote invloed had op zowel intra- als interobservervariatie. Met betrekking tot de interobservervariatie (overeenstemming van twee of meer beoordelaars) is het opvallend dat onervaren beoordelaars het onderling vooral oneens zijn bij de toekenning van de lage scores (Obel 0, 1 en 2) terwijl dit bij de ervaren vakbroeders juist bij de hoge scores het geval is (Obel 3 en 4).
- Bij de beoordeling moet het paard op een rechte lijn over een harde ondergrond stappen en draven. Zeker in het geval van ernstig hoefbevangen paarden verergert dit de pijn wat de beoordeling ervan per definitie beïnvloedt. Wordt de beoordeling te snel opnieuw uitgevoerd dan bestaat de kans dat deze hierdoor slechter uitpakt.
Deze drie nadelen maken dat er een behoefte bestaat aan een nauwkeurig en objectief classificatiesysteem voor de beoordeling van de pijn geassocieerd met acute hoefbevangenheid bij paarden in rust.
Paard grimas-schaal
Charles Darwin schreef in 1872 al dat dieren, net als mensen, verschillende gezichtsuitdrukkingen kunnen vertonen als reactie op hun gemoedstoestand. De laatste jaren komen ook hedendaagse wetenschappers tot dit inzicht. Naast classificatiesystemen voor gezichtsuitdrukkingen voor muizen, ratten en konijnen bestaat er nu ook de ‘paard grimas-schaal’ (PGS).
Voordelen van de PGS
De PGS heeft de volgende voordelen:
- De PGS is een stuk nauwkeuriger dan de schaal van Obel. Er wordt gewerkt met drie scores op zes verschillende gezichtsuitdrukkingen (of neutraler: gelaatsacties). Dit levert een numerieke schaal op die van nul tot twaalf loopt.
- Ook is de beoordeling objectiever dan bij het gebruik van de schaal van Obel. De gelaatsacties zijn duidelijker zichtbaar en voor minder interpretatieverschil vatbaar dan de mate van kreupelheid. Er is zogezegd een lage interobservervariatie.
- De beoordeling is pijnloos en kan meerdere malen herhaald worden zonder dat dit effect heeft op de uitkomst.
- Veranderingen in de gelaatsacties zijn waarneembaar zonder het paard te benaderen. Eventueel kan de observatie met behulp van een camera gedaan worden zonder dat de beoordelaar bij het paard in dezelfde ruimte is.
- De beoordeling is snel uit te voeren.
- Het uitvoeren van de beoordeling is sneller te leren dan het geval is bij de schaal van Obel. Dit valt te verklaren uit het feit dat we van nature neigen om naar het gezicht te kijken als we willen vaststellen of een medemens pijn heeft. Mensen zijn immers begiftigd met een evolutionair ontwikkelde vaardigheid voor het herkennen van emoties aan de hand van gezichtsuitdrukkingen.
Nadelen van de PGS
De PGS heeft de volgende nadelen:
- De PGS is ontwikkeld op basis van pijnbeoordeling na castratie bij hengsten. Of de toepassing een-op-een in willekeurig welke andere klinische context gebruikt kan worden is nog niet duidelijk. In het kader van hoefbevangenheid kan gelukkig gezegd worden dat dit wel het geval blijkt te zijn. Onderzoek uit 2016 heeft dit aangetoond.
- Gelaatsacties veranderen ook onder invloed van o.a. stress, pijnstillende medicijnen en verdoving. Het vraagt ervaring van de beoordelaar om de invloed van deze factoren uit te sluiten.
- Is de waarnemer in de nabijheid van het paard, dan kan ook dit de uitkomst beïnvloeden. Paarden kunnen pijngedrag deels onderdrukken als reactie op van potentieel bedreigende stimuli waaronder in dit geval de aanwezigheid van de beoordelaar. De gelaatsacties zijn dan nog wel aanwezig maar minder geprononceerd. Maar zoals gezegd kan dit nadeel ondervangen worden door gebruik te maken van camera-observatie.
Betrouwbaarheid
Bij een vergelijkend onderzoek bleek dat de uitkomsten van een beoordeling aan de hand van de PGS en de schaal van Obel nauwelijks van elkaar afweken. Oftewel hoe groter de mate van kreupelheid volgens Obel, hoe hoger de uitkomst van de PGS. Ook een vergelijking met een subjectieve beoordeling door ervaren dierenartsen, waarbij de beoordeelde paarden eerst in vier pijncategorieën werden ingedeeld, liet zien dat de PGS goed in staat was pijn nauwkeurig in kaart te brengen.
Methodiek
Er wordt een korte visuele inspectie van het gelaat van het paard uitgevoerd waarbij de aanwezigheid van zes gelaatsacties wordt vastgesteld. Vervolgens wordt aan de hand van een driepuntsschaal aan elke gelaatsactie een score toegekend. De score nul staat hierbij voor ‘niet aanwezig’, score één voor ‘matig aanwezig’ en score twee voor ‘sterk aanwezig’. Ten slotte worden de afzonderlijke scores bij elkaar opgeteld wat een totaalscore oplevert. Een paard dat geheel pijnvrij is zal een totaalscore nul hebben. Een totaalscore twaalf zal passen bij een paard dat zeer ernstige pijn ervaart.
De zes gelaatsacties waar naar gekeken wordt zijn de volgende:
- Laag gehouden en/of asymmetrische oren. Oorbewegingen zijn beperkt, zelfs bij de aanwezigheid van prikkelende omgevingsgeluiden.
- Een teruggetrokken, gespannen of ‘zorgelijk’ starende blik. De oogleden zijn gedeeltelijk of geheel gesloten. De ogen zijn niet op de omgeving gericht.
- Spanning boven de ogen. De onderliggende botstructuur wordt duidelijk zichtbaar.
- Gespannen en enigszins verwijde neusgaten. Afvlakking van het profiel.
- Verhoogde spanning in de kauwspieren.
- Gespannen mond en geprononceerde, samengetrokken kin.
De PGS heeft zoals eerder gezegd een lage interobservervariatie. Per gelaatsactie zijn er echter wel verschillen in deze variatie. De stand en bewegingen van de oren is het makkelijkst herkenbaar als uiting van pijn. De verhoogde spanning in de kauwspieren het moeilijkst.
Goed bruikbaar systeem
De PGS lijkt een goed bruikbaar systeem te zijn om pijn te beoordelen. Om het zo compleet mogelijk beeld te krijgen zou het paard zowel aan de hand van de PGS als de schaal van Obel beoordeeld kunnen worden. Bij een score van Obel 4 zou je kunnen overwegen enkel de PGS te gebruiken om het paard niet nodeloos te pijnigen.
Je wilt meer weten
Hou je van dit soort uitgebreide en objectieve informatie over hoefbevangenheid? ‘Hoefbevangenheid : begrijpen, genezen, voorkomen’ staat er vol mee! 334 pagina’s met toegankelijke, wetenschappelijk onderbouwde kennis, inzichten en adviezen die jou en je paard gaan helpen.
tekst: Remco Sikkel
beeld: archief