Je paard is net genezen van zijn hoefbevangenheid, of hij is er zo gevoelig voor dat je bang bent dat hij tussen twee periodes van bevangenheid in zit. Mag hij nou echt niet eventjes op het weiland? Dat hangt onder andere af van de hoeveelheid ‘gevaarlijke’ koolhydraten (suikers en fructaan) die in het gras zitten. De vraag is dus: wanneer zitten er weinig gevaarlijke koolhydraten in het gras?
Hormoongerelateerde hoefbevangenheid
Voor paarden met hormonale problemen (EMS/insulinedysregulatie), al dan niet met overgewicht, zijn het vooral de snel verteerbare suikers (enkel- en tweevoudige suikers) waarvan we er zo weinig mogelijk in de grasplant willen hebben. De hoeveelheden hiervan veranderen gedurende de dag en het jaar. Dit is afhankelijk van de hoeveelheid en de sterkte van het zonlicht, van de omgevingstemperatuur, de beschikbaarheid van water en voedingsstoffen en van de groeifase waar de grasplant zich in bevindt. Natuurlijk kunnen we hier niet van elke combinatie van deze factoren bespreken wat het effect is op de hoeveelheid suikers. Als vuistregel kun je aanhouden dat het suikerniveau van het gras het laagst is:
- ‘s nachts en in de hele vroege ochtend,
- terwijl er voldoende water en voedingsstoffen beschikbaar waren en
- de grasplant vooral blad en geen koppen heeft.
Gedurende de dag zal het suikerniveau stijgen, om later weer af te nemen. Meer uren zonneschijn zorgen voor hogere suikerpercentages. Als de lente vordert is dit steeds vaker het geval. Bewolking en schaduw vertragen de stijging juist.
Houd niet alleen de percentages in de gaten, maar ook de totale hoeveelheid gras die je paard eet. In het voorjaar groeit het gras explosief. Een paard dat veel gras eet met een laag percentage enkel- en tweevoudige suikers, krijgt hier alsnog te veel van binnen.
Hoe zit het met het fructaangehalte?
Voor paarden die gevoelig zijn om SIRS–gerelateerde hoefbevangenheid te krijgen, moet juist het gehalte aan fructaan laag zijn. Denk hierbij aan paarden met schade aan de darmwand na koliek of paarden met een chronische ontsteking ergens in het lichaam. Hoewel ook de fructaanwaarden de hele dag kunnen schommelen en snel kunnen omslaan, zijn vooral zonnige ochtenden na een frisse nacht gevaarlijk. In het vroege voor- en najaar komt dit vaak voor.
In de vroege lente en in de herfst, als de nachtvorst terugkomt en de zon overdag vrolijk schijnt, is het risico op hoge fructaangehaltes groter. Nachttemperaturen onder de vijf graden verhogen het risico al aanzienlijk. Gemiddeld genomen zijn de maanden april, mei, oktober en november de maanden waarin we de hoogste waarden zien.
Er zijn minstens drie nachten nodig waarin de temperatuur boven de vijf graden ligt voor het weer verantwoord is het paard ‘s morgens zonder hooi op het weiland te zetten.
En zetmeel?
De grassoorten die in ons koude klimaat groeien, heten C3 grassen. De stengel en het blad van deze grassoorten bevatten nauwelijks zetmeel. Alleen als het gras volop bloeit kan de plant maximaal 4% zetmeel bevatten. In het zaad van de grasplant zit wel zetmeel. Staat het gras vol in het zaad, dan is dit dus tijdelijk wel een risico voor je paard.
Droogte
Een lange droogteperiode, vooral in combinatie met zon, vergroot de kans op hoge gehaltes aan voor het hoefbevangen paard gevaarlijke niet-structurele koolhydraten (NSK). Bij sommige grassoorten schiet het fructaan omhoog, bij andere de enkelvoudige suikers. De nieuwe groei na zo’n droogteperiode – als het weer heeft geregend dus – bevat ook veel NSK. Vuistregel is: grazen is pas verantwoord als er minstens twee blaadjes per uitloper van het grasplantje zijn.
Zoutgehalte kan funest zijn voor het gras
Weidegrond met een te hoog zoutgehalte heeft een effect dat vergelijkbaar is met te droge grond en hangt er zelfs vaak mee samen. Het zoutgehalte wordt bepaald door alle minerale zouten die in de grond aanwezig zijn. Meestal zijn deze voor het grootste deel afkomstig van meststoffen die in het verleden aan de grond zijn toegevoegd; zowel kunstmest als organische mest, compost en humus.
In tijden van droogte, als het water uit de bodem verdampt, stijgt de concentratie van het zout. De wortels lopen schade op, doordat het water aan hun cellen wordt onttrokken door de zoute grond. De plant kan niet voldoende water opnemen. Door te sproeien voorkom je in ieder geval een beetje dat de plant uitdroogt.
Voorkom overbegrazing
Het NSK-gehalte in kort, afgeknabbeld gras is hoog. De sterkere grassoorten zullen dit beter overleven dan de zwakkere. Een hoog NSK-gehalte onderscheidt de sterke van de zwakke planten. Voorkom daarom overbegrazing.
Bloei is mooi, maar niet zo goed
De bloemen van bloeiend gras bevatten veel NSK. Probeer door een juist begrazingsbeleid, zoals strookbegrazing, weilandrotatie of beperking in weidegang te voorkomen dat gras gaat bloeien. Je kunt eventueel het gras maaien als dat de enige oplossing is om bloei te voorkomen.
Kijk uit met maaien
Wees wel voorzichtig met maaien. Te kort gras krijgt veel zonlicht wat stijging van suiker tot gevolg heeft. Weegbree, klaver en paardenbloemen hebben hun bladeren plat op de grond en ontkomen zo aan de grasmaaier. Ze zitten wel bomvol fructaan. Distels, eveneens hoog in fructaan, gaan nieuwe loten maken als ze gemaaid worden. Nog even voor de zekerheid: het maaisel is natuurlijk geen paardenvoer.
Niet alle grassoorten zijn hetzelfde
Sommige grassoorten bevatten meer niet-structurele koolhydraten dan andere. Onze weilanden staan er helaas vaak vol mee. Naast Engels en Italiaans raaigras zijn ook dravik, rietzwenkgras en beemdlangbloem grassoorten die niet het perfecte paardenvoedsel zijn. Overweeg het opnieuw inzaaien van het weiland met een paardenweidemengsel.
Bemesting: wél doen of toch niet?
Weidegrond met maar één soort gras op voedselarme grond geeft een hoger risico. Te weinig voedingsstoffen maken dat de plant niet goed kan groeien, wat het NSK-gehalte laat oplopen. Laat de grond analyseren en vraag een bemestingsadvies. Geef duidelijk aan dat het om land gaat waar paarden op komen te staan. Houd er rekening mee dat een bemest weiland een hogere productie geeft. De hoeveelheid NSK in de plant daalt weliswaar, maar de hoeveelheid grasplanten kan zó sterk toenemen dat er per saldo meer niet-structurele koolhydraten in de hele grasmat zitten.
Voor natuurlijke, soortenrijke weilanden ligt het anders. De gras– en kruidensoorten die karakteristiek zijn voor de aanwezige grondsoort groeien prima op voedselarme grond.
Pony’s die snel leren
Met alleen het beperken van de tijd die het paard in het weiland doorbrengt, kom je er niet. Er is onderzoek gedaan naar de hoeveelheid gras en hooi die pony’s eten als ze beperkt worden in hun weidegang. Een opvallend resultaat was dat zij in de eerste week van het onderzoek, per dagelijkse weidegang van drie uur, een hoeveelheid aten die gelijk staat aan ongeveer een half procent van hun lichaamsgewicht. In week zes was dit al verdubbeld tot bijna één procent [1]. In zes weken tijd hadden de dieren geleerd dat je maar beter voort kunt maken als je in het weiland gezet wordt.
Je wilt meer weten
Hou je van dit soort uitgebreide en objectieve informatie over hoefbevangenheid?
‘Hoefbevangenheid : begrijpen, genezen, voorkomen’ staat er vol mee! 334 pagina’s met toegankelijke, wetenschappelijk onderbouwde kennis, inzichten en adviezen die jou en je paard gaan helpen.
Tekst: Remco Sikkel